Posts tagged ‘Rib’

23 juni 2017

Regelgevende ontwikkelingen

door Ellen Timmer

Degenen met interesse voor regelgevende ontwikkelingen in de sector van de trustkantoren, kunnen informatie vinden in de position paper van DNB, uitgereikt tijdens de verhoren van de ‘Panama’ kamercommissie. Over de ontwikkelingen in de regelgeving schrijft DNB:

Ontwikkeling in regelgeving
De invoering van een nieuwe Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren (Rib) per 1 januari 2015 heeft DNB meer grip op de sector gegeven, onder meer door de introductie van een bredere definitie van integriteitsrisico [10[ en de introductie van de auditfunctie. Dit bleek echter nog onvoldoende te zijn om de doelstelling van de Wtt (zie kadertekst) te kunnen realiseren. DNB heeft daarop de Minister van Financiën verzocht om de Wtt op een aantal punten aan te passen, bijvoorbeeld door de vereisten aan de integere bedrijfsvoering te verzwaren en het handhavingsinstrumentarium (met name met betrekking tot het voortvarender intrekken van vergunningen) van DNB te versterken in combinatie met de mogelijkheid om bepaalde vormen van trustdienstverlening te verbieden. Met de komst van de vierde anti-witwasrichtlijn (en de implementatie daarvan in de Wtt 2018) zal DNB bovendien formele maatregelen (bestuurlijke boetes, lasten onder dwangsom en aanwijzingen) moeten gaan publiceren.

Het Ministerie van Financiën heeft op 2 mei 2016 een geheel nieuwe Wtt (Wtt 2018) ter openbare consultatie aangeboden. De Wtt 2018 wordt momenteel nader aangepast in het kader van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn. DNB heeft van het Ministerie van Financiën begrepen dat er naar wordt gestreefd om het wetsvoorstel eind 2017 aan de Tweede Kamer te zenden.

[10] Zie voetnoot 2, onder 2º. Breder dan alleen witwassen of het financieren van terrorisme.

Over degenen die proberen het toezicht op trustkantoren proberen te ontwijken schrijft DNB dat dit op twee manieren gebeurt, nl. illegaal (er wordt voldaan aan de definitie maar betrokkenen hebben geen vergunning) en legaal door wat DNB ‘knippers’ noemt. Over hen schrijft DNB:

Laatstgenoemde groep knipt een trustdienst op tussen meerdere dienstverleners om zo buiten de reikwijdte van de Wtt te vallen. Deze dienstverleners vallen wel onder toezicht op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft).

21 juni 2017

Antwoord op vragen naar onderzoek van verdachte transacties bij een trustkantoor

door Ellen Timmer

Op 15 juni 2017 beantwoordde de minister van financiën vragen over een naar een trustkantoor ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Kennisname van de antwoorden is nuttig in het kader van de naleefverplichtingen en de visie daarop van de minister.

De tekst volgt hier onder.

2105
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Ministers van Financiën en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat het Openbaar Ministerie verdachte transacties bij een trustkantoor onderzoekt (ingezonden 12 mei 2017).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 15 juni 2017).

Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «OM onderzoekt verdachte transacties bij trustkantoor BK Group»? [1]

Antwoord 1
In het desbetreffende krantenbericht wordt kort gezegd melding gemaakt van vermeende overtredingen van wettelijke voorschriften door een aantal trustkantoren en optreden daartegen door verschillende overheidsinstanties. Wij onderschrijven het belang van het naleven van wettelijke verplichtingen door trustkantoren alsmede van handhavend optreden door daartoe bevoegde overheidsinstanties daar waar deze wettelijke verplichtingen door trustkantoren worden overtreden. Dit wordt hieronder desgevraagd nader toegelicht. Over lopende bestuursrechtelijke toezichtonderzoeken kunnen verder geen uitspraken worden gedaan, en op dit moment evenmin over hetgeen waar het Openbaar Ministerie al dan niet onderzoek naar doet.

Vraag 2 en 3
Mogen trustkantoren diensten verlenen aan bedrijven waarin personen belangen hebben die op de Europese sanctielijst staan die is ingesteld vanwege de verduistering van Oekraïense spaartegoeden? Zo ja, welke diensten mogen zij wel verlenen en welke niet? Vindt u het verlenen van diensten aan dergelijke personen gewenst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u uitsluiten dat de genoemde personen die op de Europese sanctielijst staan, tegoeden hebben kunnen wegsluizen? Zo ja, hoe kunt u dat aantonen?

Antwoord 2 en 3
Op grond van EU Verordening 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne [2] (hierna: de Verordening) moeten tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de in bijlage I van de Verordening opgenomen natuurlijke personen worden bevroren, en is het verboden om aan deze personen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking te stellen. Onder tegoeden worden verstaan financiële activa en financiële voordelen van welke aard ook, waaronder aandelen in (Nederlandse) rechtspersonen. Onder economische middelen worden verstaan activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen.
Concreet betekent dit voor trustkantoren dat zij maatregelen moeten treffen met als doel dat gesanctioneerde personen niet kunnen beschikken over de rechtspersonen en vermogensbestanddelen die hen toebehoren, zoals bijvoorbeeld de bedrijven die trustkantoren namens de gesanctioneerde personen beheren, noch over de eventuele winsten of dividenden voortkomend uit deze bezittingen.
Wanneer een trustkantoor constateert dat de identiteit van een relatie overeenkomt met een persoon, entiteit of lichaam als bedoeld in de Verordening, dient het trustkantoor alle tegoeden en economische middelen van de betreffende relatie te bevriezen en dit onverwijld aan de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (hierna: DNB), te melden. In de melding aan DNB moet het trustkantoor exact aangeven welke tegoeden en economische middelen er zijn bevroren op grond van de Verordening. Deze tegoeden en economische middelen kunnen vervolgens alleen nog worden aangewend met toestemming van de Minister van Financiën. Hiervoor kan een trustkantoor een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen. Gronden tot ontheffing zijn gelimiteerd tot de gronden die beschreven staan in de Verordening, en zien onder andere op de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor het betalen van honoraria of kosten voor het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen. DNB ontvangt ten behoeve van haar toezicht op de naleving van de sancties een afschrift van iedere verleende ontheffing. Mutaties in de bevroren tegoeden of economische middelen waarvoor geen ontheffing is afgegeven of het niet melden van een gesanctioneerde relatie bij DNB, vormen een overtreding. Dit is een economisch delict dat strafrechtelijk kan worden vervolgd.
Het is belangrijk om op te merken dat een maatregel tot bevriezing geen verandering van eigendom bewerkstelligt. De maatregel strekt tot instandhouding van tegoeden en economische middelen voor de duur van de bevriezing en is dan ook niet gericht op aantasting van de waarde van die tegoeden en economische middelen. Volledige opschorting van de dienstverlening kan haaks staan op het doel van instandhouding en zich om die reden niet verdragen met de bevriezingsmaatregel. Dienstverlening aan of ten behoeve van rechtspersonen die onder de bevriezingsmaatregel vallen is dan ook toegestaan voor zover gericht op en noodzakelijk voor het bewaren, beheren en in stand houden hiervan, het zogenoemde in «good legal standing» houden van de rechtspersoon. [3] Voorwaarde hierbij is wel dat door die dienstverlening geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking komen van gesanctioneerde personen. Het is in alle gevallen aan de dienstverlener om telkens opnieuw te onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat door beoogde werkzaamheden tegoeden of middelen direct of indirect ter beschikking kunnen komen van gesanctioneerde personen.

Vraag 4 en 5
Erkent u dat het ernstig tekortschietende integriteitsbeleid van trustkantoren Nederland zeer gevoelig maakt voor het wegsluizen van tegoeden van personen die op sanctielijsten staan, dan wel voor terrorismefinanciering, witwassen en belastingontduiking? [4] Zo neen, waarom niet?
Welke stappen gaat u concreet ondernemen om de trustsector om te vormen tot een sector waarin niet alleen commerciële belangen leidend zijn maar waarin ook algemene principes van fatsoenlijk ondernemen worden nageleefd? Hebt u er vertrouwen in dat dit überhaupt mogelijk is? Zo ja, waaraan ontleent u dit vertrouwen?

Antwoord 4 en 5
Uit de toezichtpraktijk is gebleken dat een groot deel van de trustkantoren onvoldoende invulling geeft aan hun taak als poortwachter van het Nederlands financieel stelsel. Dit is één van de redenen geweest om het wettelijk kader voor trustkantoren te herzien.
Met het concept wetvoorstel voor een Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt beoogd het regelgevend kader voor trustkantoren strenger te maken. Er zal bijvoorbeeld aansluiting worden gezocht bij de normen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering die ook voor financiële instellingen gelden op grond van de Wet op het financieel toezicht. Ook wordt voorgesteld om een tweehoofdige dagelijkse leiding voor trustkantoren verplicht te stellen. Het concept wetsvoorstel voorziet tevens in de introductie van een grondslag om dienstverlening aan of ten behoeve van specifieke structuren te kunnen verbieden. Daarnaast wordt een verruiming van het toezichtsinstrumentarium van DNB voorgesteld, waaronder de mogelijkheid voor de toezichthouder om een vergunning van een trustkantoor in te trekken. Deze nieuwe regelgeving is bedoeld om, in combinatie met een verdere inspanning van de sector zelf en consequent en doelmatig toezicht, de integriteitproblemen binnen de sector aan te pakken.

Vraag 6
Hebben de toezichthouder en opsporingsdiensten, zoals De Nederlandsche Bank (DNB) en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), voldoende capaciteit om het doen en laten van trustkantoren te controleren? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 6
DNB heeft haar toezicht geïntensiveerd naar aanleiding van haar bevindingen dat de integriteitsrisico’s te hoog zijn en deze onvoldoende door de trustkantoren worden beheerst. Deze intensivering is bedoeld om de integriteitsproblemen binnen de Nederlandse sector aan te pakken. Daarnaast wordt, als gezegd, met de herziening van de Wet toezicht trustkantoren een verruiming van het toezichtsinstrumentarium van DNB voorgesteld. De FIOD beschikt over voldoende capaciteit om opvolging te geven wanneer de signalen uit het toezicht door DNB tot aangifte hebben geleid. DNB en de FIOD werken verder nauw samen met het Openbaar Ministerie (OM) aan het bestrijden van diverse vormen van criminaliteit. Ingevolgde de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten stellen de Minister van Financiën en het College van procureurs-generaal jaarlijks een handhavingsarrangement vast, waarin de wederzijdse afspraken over opsporing en afhandeling van de opsporingsonderzoeken vanuit de FIOD zijn opgenomen. Op die manier wordt bewerkstelligd dat in de keten voldoende capaciteit kan worden ingezet.

Vraag 7
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat het trustkantoor BK Group, dat nota bene een keurmerk van branchevereniging Holland Quaestor heeft, diensten verleent aan een bedrijf waar door een ander trustkantoor afscheid van is genomen vanwege ontbrekend inzicht in bankrekeningen en te grote risico’s?

Antwoord 7
Voor trustkantoren is het cliëntenonderzoek voorgeschreven op basis van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). De dienstverlening van trustkantoren wordt naar zijn aard beschouwd als dienstverlening met een hoog integriteitsrisico. Daarom is in de Wtt per trustdienst bepaald welke informatie minimaal moet worden vergaard in het kader van het cliëntenonderzoek. In het kader van dit cliëntenonderzoek verzamelen trustkantoren onder meer informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende(n) en het doel en de aard van de beoogde relatie met de cliënt. Indien een trustkantoor niet kan voldoen aan de vereisten van het cliëntenonderzoek, wordt het trustkantoor geacht van dienstverlening aan de cliënt af te zien of de dienstverlening te beëindigen.
In het concept-wetsvoorstel voor de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt voorgesteld dat een trustkantoor, voorafgaand aan het aangaan van een relatie met een cliënt of doelvennootschap, onderzoekt of een ander trustkantoor diensten verleent of heeft verleend aan deze cliënt of deze doelvennootschap. Indien een ander trustkantoor diensten verleent of heeft verleend aan de cliënt of de doelvennootschap, informeert het trustkantoor bij dat andere trustkantoor naar gebleken integriteitrisico’s. Dit is een aanscherping ten opzichte van de huidige Wtt.

Vraag 8
Wat zegt deze gang van zaken naar uw mening over het keurmerk van Holland Questor, de branchevereniging van trustkantoren, dat dit kantoor heeft?

Antwoord 8
Inspanningen binnen de sector zelf om integriteitsproblemen aan te pakken zijn nodig en worden aangemoedigd. Dit laat onverlet dat trustkantoren dienen te voldoen aan de voor hen geldende wet- en regelgeving. DNB houdt daar toezicht op en de FIOD onder gezag van het OM kan daar waar nodig strafrechtelijk optreden.

Vraag 9
Zijn alle ongebruikelijke transacties die momenteel worden onderzocht door het trustkantoor BK Group gemeld, hetgeen juridisch verplicht is?

Antwoord 9
Indien een trustkantoor constateert dat sprake is van een ongebruikelijke transactie die door een doelvennootschap wordt verricht, dan dient het trustkantoor hiervan melding te maken bij de Financiële inlichtingen eenheid Nederland (FIU-NL). Het niet melden of onvolledig of niet tijdig melden van ongebruikelijke transacties is in strijd met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en is een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten. Tegen een dergelijke overtreding kan bestuursrechtelijk of strafrechtelijk handhavend worden opgetreden. Over lopende bestuursrechtelijke toezichtonderzoeken kunnen verder geen uitspraken worden gedaan, en op dit moment evenmin over hetgeen waar het Openbaar Ministerie al dan niet onderzoek naar doet.

Vraag 10
Wat is uw opvatting over het feit dat het bedrijf LMP Bomore staat ingeschreven op het privéadres van de directeur van BK group, terwijl LMP Bomore volgens mediaberichten is gebruikt om miljoenen euro’s aan voetbalgelden naar Panama te sluizen, om zo belasting te ontwijken? [5] Geeft dit u vertrouwen in het integriteitsbeleid van BK Group?

Antwoord 10
De Wtt noch de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt 2014 (Rib Wtt 2014) kennen een verbod of gebod ten aanzien van het vestigingsadres van een vennootschap waar de dienstverlening van een trustkantoor betrekking op heeft. Een afweging omtrent het vestigingsadres van een vennootschap maakt wel onderdeel uit van het integriteitsbeleid van een trustkantoor. Daarbij dient het trustkantoor de feiten en omstandigheden van een concreet geval in acht te nemen.

Vraag 11
Hoeveel rechtszaken lopen er momenteel naar aanleiding van de Panama Papers, de football leaks en andere «leaks»?

Antwoord 11
Het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak beschikken niet over een dergelijk overzicht. Rechtszaken worden niet aldus gecategoriseerd en niet zelden zijn er verschillenden bronnen die aanleiding tot een rechtszaak geven, waaronder de Panama Papers.

Noten
1 https://fd.nl/ondernemen/1201271/om-onderzoekt-verdachte-transacties-bij-trustkantoor-bk-group
2 PB L 66 van 6-3-2014, blz. 1
3 Hieronder wordt blijkens de Verordening de volgende dienstverlening aan de rechtspersoon verstaan, zover deze dienstverlening al voor de inwerkingtreding van de sancties werd verricht en voor zover nodig om te voldoen aan wettelijke vereisten; i) het ter beschikking stellen van een vestigingsadres dan wel post- en bezoekadres in Nederland, ii) het beheren van bankrekening(en) met strikte inachtneming van de bevriezingsverplichting, iii) het opstellen en verrichten van registraties en deponeringen, iv) het bijhouden van een actuele administratie en boekhouding, v) het opstellen van de financiële verantwoording, vi) het bijeenroepen van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders, vii) het indienen van belastingaangiften, viii) het vertegenwoordigen van de rechtspersoon en verrichten van (rechts)handelingen met betrekking tot de onderdelen i) tot en met vii).
4 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/05/10/voetballer-di-maria-sluisde-miljoenen-weg-via-naarden-8773289-a1558069
5 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/05/10/voetballer-di-maria-sluisde-miljoenen-weg-via-naarden-8773289-a1558069

15 december 2014

Nieuwsbrief DNB voor trustkantoren

door Ellen Timmer

Vandaag heeft DNB de periodieke nieuwsbrief voor trustkantoren uitgebracht. Daarin is het bericht opgenomen over het Sanctiewet onderzoek, dat al eerder in de nieuwsbrief voor verzekeraars stond. De overige onderwerpen zijn:

  • Hoog-risicoklanten onvoldoende bekend. Volgens het artikel betreft dit onder meer buitenlandse (operationele) branches van doelvennootschappen
  • Forse stijging meldingen van ongebruikelijke transacties. Over de meldingsplicht op grond van de Wwft
  • Bestuurders, ken uw wet! Van bestuurders van trustkantoren wordt juridische kennis verwacht
  • Guidance nieuwe Regeling Integere Bedrijfsvoering gepubliceerd
  • DNB onderzoekt buitenlandse branches trustkantoren. Achter deze titel gaat een bericht schuil over buitenlandse activiteiten van doelvennootschappen
  • FATF-waarschuwingslijsten. Over de wijzigingen op de lijsten

Meer informatie

13 juni 2014

Beantwoording kamervragen over de trustkantorensector

door Ellen Timmer

Onlangs zijn kamervragen beantwoord inzake de trustsector. In de vraag en het antwoord komt de dienstverlening aan commanditaire vennootschappen aan bod, wordt vermeld dat de nieuwe Rib in aantocht is en wordt het algemene juridische kader geschetst.

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2013-2014
Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2118
Vragen van de leden Nijboer en Groot (beiden PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Financiën over het alarmerende bericht dat de integriteit van trustkantoren in het geding is (ingezonden 6 mei 2014).
Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 3 juni 2014).

Vraag 1
Deelt u de conclusies van het onderzoek van de Nederlandsche Bank (DNB), waaruit zou blijken dat trustkantoren onaanvaardbare risico’s nemen met cv-structuren, bestuurders hun uitvoerende en controlerende functies niet scheiden, controle van de herkomst van gestald vermogen ontbreekt en misstanden vaak niet tot verbetering leiden? [1]

Antwoord 1
Ja

Vraag 2
Deelt u de mening dat, gezien de stevige kritiek van DNB, de trustsector risico’s meebrengt voor onze economie en dat er daarom reden is voor waakzaamheid en er snelle actie wordt verlangd van de toezichthouder? Zo ja, welke aanvullende acties zal DNB inzetten en welke verbeteringen zal zij afdwingen? Welke maatregelen neemt het Ministerie van Financiën zelf?

Antwoord 2
Ja, zoals ik in mijn eerdere reactie op het DNB onderzoek heb aangegeven (brief van 14 mei jl) vind ik resultaten van het onderzoek door DNB verontrustend. De aard van het trustbedrijf brengt meer dan gemiddelde risico’s met zich mee. Van het trustkantoor wordt verwacht dat zij zich vergewissen van de identiteit en intenties van hun cliënten voordat het trustkantoor hen toegang verleent tot de financiële markten.
Het toezicht op trustkantoren is een van de speerpunten van DNB. In dat verband voert DNB naast het reguliere toezicht op trustkantoren ook regelmatig onderzoeken naar specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering van trustkantoren uit. Als gevolg van het laatste onderzoek naar functiescheiding en CV structuren bij trustkantoren heeft dit geleid tot formele maatregelen. Daarnaast laten de recente vervolg acties van het Openbaar Ministerie bij een aantal trustkantoren zien dat de resultaten van het DNB onderzoek de basis kunnen vormen voor een strafrechtelijke onderzoek.
Binnenkort zal ik de nieuwe Regeling Integere Bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren (RibWtt 2014) publiceren. Met deze regeling worden de regels rond de integere bedrijfsvoering voor trustkantoren aangescherpt. Voorziene inwerkingtreding is 1 januari 2015. In de regeling zullen aanvullende specifieke eisen worden gesteld aan de bedrijfsvoering van trustkantoren. Zo zullen de nieuwe regels trustkantoren verplichten om een derdelijns controlefunctie, een auditfunctie, in te voeren en periodiek een analyse te maken van de risico’s die zijn verbonden aan de bedrijfsvoering én aan de dienstverlening van het trustkantoor.

Vraag 3
In hoeverre dragen de vorig jaar door het kabinet genomen maatregelen bij aan het voorkomen van schadelijke belastingontwijking via trustkantoren? [2] Ziet u naar aanleiding van het onderzoek van DNB aanleiding voor aanvullende maatregelen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3
De maatregelen die het kabinet vorig jaar heeft genomen waren gericht tegen het gebruik van schakelvennootschappen in Nederland met zo weinig economische betekenis dat de vraag gerechtvaardigd is of deze vennootschappen (meestal BV’s) terecht een beroep doen op een door Nederland gesloten belastingverdrag. Die problematiek staat los van het gebruik van Nederlandse besloten CVs zoals die in het DNB rapport wordt beschreven. De in het rapport beschreven structuren lijken er meer op gericht de balans tussen enerzijds aftrekbare kosten en anderzijds de belasting over diezelfde vergoeding te verbreken.
Een besloten CV is een samenwerkingsverband waarbij naar Nederlands recht de deelnemers belastingplichtig zijn en niet de CV zelf. Indien die deelnemers niet in Nederland wonen, en in Nederland geen vaste inrichting hebben, kan Nederland dus ook bij hen geen belasting heffen over de vergoeding die de CV ontvangt. Indien de deelnemers in hun woonland wel direct belastingplichtig zijn voor die inkomsten hebben zij een eigen verantwoordelijkheid om deze inkomsten in hun woonstaat aan te geven. Uiteraard zal de Nederlandse belastingdienst, binnen de daarvoor geldende regelingen, de autoriteiten van andere landen alle gewenste informatie verstrekken over de behandeling van CV’s in Nederland.

Vraag 4
Wat is uw antwoord op de vraag van DNB of een internationale structuur met een Nederlands cv nog wel past binnen het aanbod van trustkantoren? [3] Welke rol spelen trustkantoren en cv’s in fiscale constructies als de «Double Irish with a Dutch Sandwich»? Hoe beoordeelt u dergelijke fiscale constructies conform de letter en hoe conform de geest van de Nederlandse wetgeving?

Antwoord 4
Het aanbieden van diensten door trustkantoren waarbij gebruikt wordt gemaakt van CV’s vind ik risicovol. Op grond van de bepalingen van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) hebben trustkantoren de verplichting zich te vergewissen van de identiteit en intenties van hun cliënten alvorens hen toegang te verlenen tot de Nederlandse financiële markten. Dit wordt de poortwachtersfunctie genoemd. Bij het gebruik van complexe CV structuren lijkt het vervullen van de poortwachterfunctie niet goed mogelijk en is er een risico dat het trustkantoor wordt misbruikt voor het witwassen van crimineel geld. Een trustkantoor dat dit risico niet afdoende afdekt bijvoorbeeld door onvoldoende zicht op de uiteindelijk belanghebbende, handelt in strijd met de Wtt.
In structuren die bekend staan onder diverse «sandwich» beschrijvingen gaat het niet om het in aftrek brengen van een vergoeding in het buitenland die in Nederland bij de CV buiten de belasting blijft. Dergelijke «sandwich» structuren spelen een rol bij het beperken van bronheffingen in het land waar een vennootschap actief is en waar die vennootschap ook belastingplichtig is voor de daar behaalde winst.
Voor zover dergelijke structuren in strijd zijn met de letter van de Nederlandse wet worden zij uiteraard door de Nederlandse Belastingdienst bestreden. Datzelfde geldt wanneer bestrijding aan de hand van de Nederlandse leer van fraus legis kansrijk lijkt.
Van structuren waarbij wordt ingespeeld op kwalificatieverschillen tussen nationale rechtssystemen kan moeilijk gezegd worden dat ze in strijd zijn met letter of geest van die nationale systemen. Internationaal wordt tegen dit soort structuren actie ondernomen, met name in het OESO/G20 project tegen Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) waaruit de eerste conclusies en aanbevelingen dit jaar verwacht worden. Nederland speelt daarin een actieve rol.

Vraag 5
Is een maatregel als een verplichte certificering voor bestuurders van trustkantoren wenselijk? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden ziet u verder om de integriteit en kwaliteit van bestuurders van trustkantoren beter te bewaken?

Antwoord 5
DNB controleert of de bestuurders en beleidsbepalers van het trustkantoor deskundig en betrouwbaar zijn. Op grond van de RibWtt 2014 is het bestuur van een trustkantoor verantwoordelijk voor de integere bedrijfsvoering en draagt het zorg voor inbedding van deze procedures, regels en normen in het volledige bedrijfsproces en voor controle op de naleving hiervan. Daarnaast heeft de trustsector het initiatief genomen om elkaar te controleren teneinde het aanzien van de sector te verbeteren. Dit zal geschieden door middel van een certificeringsysteem van de brancheorganisatie Holland Questor. Een dergelijk privaat certificeringsysteem kan behulpzaam zijn om het imago van de trustsector te verbeteren.

Noten

[1] Het Financieele Dagblad, 2 mei 2014, p.1–3 en http://www.dnb.nl/publicatie/publicaties-dnb/nieuwsbrieven/nieuwsbrief-trustkantoren/nieuwsbrief-trustkantoren-april-2014/dnb306898.jsp
[2] Kamerstuk 25 087, nr. 60, d.d. 30 augustus 2013
[3] Kamerstuk 33 695, nr. 4, d.d. 6 februari 2014

Vindplaats: overheid.nl

9 mei 2014

Een nieuw juridisch beroep: de auditor

door Ellen Timmer

De wijziging van de uitvoeringsregeling voor trustkantoren [*] illustreert een ontwikkeling die gaande is in het financiële (toezicht)recht.

Tijdens de internetconsultatie over de nieuwe uitvoeringsregeling voor trustkantoren is dit concept (pdf) aan het publiek voorgelegd. In dat concept wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Uitvoering: dit zijn de mensen die zich binnen de onderneming bezig houden met het primaire proces: degenen die zorgen voor de ‘verkoop’ en voor het verzorgen van de overige primaire activiteiten (zoals het maken van cliëntacceptatiedossiers, het oprichten van rechtspersonen, het voeren van administraties). In het voorstel gaat het over trustkantoren, maar het zou net zo goed over banken, verzekeraars, tussenpersonen, notarissen en ICT-ondernemers kunnen gaan.
  • Compliance: de compliancemedewerkers zijn bezig met de naleving van wet- en regelgeving geldend voor de onderneming. Dit zijn de mensen die alle wet- en regelgeving bij houden, cursussen volgen en de mensen van de uitvoering op de huid zitten.
  • Audit: het voorstel introduceert een nieuwe functie, nl. degenen die de eerste twee categorieën personen moeten controleren, de (interne) “auditfunctie”. Het betreft hier een audit die ziet op naleving van wet- en regelgeving en niet op de financiële verantwoording. Het is dus een juridische audit.

Klein mag niet meer

Het concept als hiervoor beschreven is bij grotere ondernemingen al terug te vinden. Een trend is dat dat overheid een dergelijke scheiding ook aan kleine ondernemingen wil opleggen, wat voor de overheid meteen een mooie mogelijkheid biedt om de ondernemingen die in de ogen van de overheid te klein zijn uit het vak te verwijderen. Bij trustkantoren is die ontwikkeling al in volle gang. In een brief van 27 juni 2013 heeft DNB gevraagd om maatregelen tegen kleine trustkantoren. De Bank vraagt in de brief de Wtt aan te vullen met de eis dat bij trustkantoren er ten minste twee natuurlijke personen optreden als dagelijkse beleidsbepaler. En dat is niet het enige.

De juridische audit in het consultatievoorstel

In de consultatietekst staat in artikel 7 lid 2:

Een trustkantoor draagt er zorg voor dat op onafhankelijke en effectieve wijze een auditfunctie wordt uitgeoefend ten aanzien van haar werkzaamheden en de compliancefunctie. De auditfunctie is gericht op het controleren van de naleving door het trustkantoor van het bij of krachtens de wet bepaalde en het procedurehandboek en de uitvoering van de compliancefunctie.

Uit deze tekst blijkt dat deze audit helemaal niets te maken heeft met de financieel getinte audit die accountants uitvoeren.

Vervolgens wordt in de toelichting onder meer het volgende opgemerkt, mensen die van ‘moderne’ toezichtconcepten houden zullen hier van smullen (onderstreping door mij):

Een trustkantoor dient ervoor te zorgen dat op onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie en een auditfunctie worden uitgeoefend. Voor de formulering van dit artikel is ten dele aangesloten bij artikel 21 van het Besluit prudentiële regels Wft waarin de compliancefunctie voor bepaalde financiële ondernemingen is geregeld.
De compliancefunctie is gericht op de naleving door het trustkantoor van de Wet toezicht trustkantoren, de onderhavige regeling en het eigen procedurehandboek. De compliancefunctie is bedoeld voor controle op de dagelijkse gang van zaken. Gebruikelijk zal deze controle intern kunnen worden uitgevoerd door medewerkers van het trustkantoor die niet betrokken zijn of waren bij de te controleren werkzaamheden (onafhankelijkheid) en daartoe voldoende zijn toegerust (effectiviteit). Bij grotere trustkantoren is denkbaar dat een aparte complianceafdeling wordt ingericht waarvan de medewerkers zijn vrijgesteld van commerciële dienstverlening.
De auditfunctie is daarnaast ook gericht op de uitoefening van de compliancefunctie; in zoverre is sprake van controle op controle. Dit is met name van belang waar de compliancefunctie wordt uitgeoefend door medewerkers van het trustkantoor die ook betrokken zijn bij commerciële dienstverlening. Naar gelang de compliancefunctie meer op afstand staat van de uitvoering van werkzaamheden, zal de auditfunctie minder intensief kunnen zijn. Voor de vereiste intensiviteit van de auditfunctie zijn verder de complexiteit en het risicoprofiel van de dienstverlening van belang. Procedures inzake compliance en audit moeten worden opgenomen in het procedurehandboek. Zodoende kan de toezichthouder de voorziene intensiteit en frequentie van de auditfunctie toetsen aan alle omstandigheden. In het procedurehandboek moet verder worden vermeld welke natuurlijke personen de auditfunctie kunnen uitoefenen.
In het derde lid is geregeld dat een trustkantoor de onafhankelijkheid van de compliance- en auditfunctie moet waarborgen. Daartoe dient het trustkantoor in elk geval te voorkomen dat degenen die deze functies uitoefenen hun eigen werk controleren. Ten aanzien van bestuurders van een trustkantoor geldt in dit opzicht een nog strengere regel: zij mogen als eindverantwoordelijken binnen het trustkantoor geen auditfunctie uitoefenen en in de uitoefening van de compliancefunctie mogen zij niet kruiselings elkaars werk controleren. De opsomming van maatregelen in het derde lid is niet limitatief: een trustkantoor zal in voorkomend geval aanvullende maatregelen moeten nemen om te waarborgen dat bij de uitoefening van de compliance- en auditfunctie geen sprake kan zijn van belangenverstrengeling. De toezichthouder kan hierover nadere regels stellen op grond van het zesde lid.
Zoals hiervoor al vermeld moet er voldoende afstand zijn tussen werkzaamheden en controle ter voorkoming van belangenverstrengeling. De compliancefunctie moet op voldoende afstand staan van uitvoering, en de auditfunctie moet op voldoende afstand staan van uitvoering en compliance. Zo zou een middelgroot trustkantoor de compliancefunctie intern kunnen realiseren (uitvoerende medewerkers controleren elkaars werkzaamheden) en de auditfunctie kunnen uitbesteden. Een groot trustkantoor zou ervoor kunnen kiezen ook de auditfunctie intern te beleggen, in een aparte afdeling die los van uitvoering en compliance opereert en direct rapporteert aan het bestuur. Een klein trustkantoor daarentegen zou genoopt kunnen zijn ook de compliancefunctie uit te besteden. In dit laatste geval is van belang de afstand tussen compliance en audit te bewaken. Zo zal de auditfunctie niet mogen worden uitbesteed aan een rechtspersoon die ook de compliancefunctie uitoefent of heeft uitgeoefend, of die deel uitmaakt van dezelfde groep als degene die de compliancefunctie uitoefent of heeft uitgeoefend. In het algemeen zal een trustkantoor de compliance- of auditfunctie niet mogen uitbesteden aan een persoon of rechtspersoon die tevens controle- of adviesdiensten voor dat trustkantoor verricht.
In het vierde lid is geregeld dat de bevindingen van de compliancefunctie en de auditfunctie, waaronder met name gesignaleerde tekortkomingen of gebreken, worden gerapporteerd aan het bestuur. Deze rapportageverplichtingen gelden onafhankelijk van elkaar; bevindingen uit de compliancefunctie moeten dus worden gemeld aan het bestuur ongeacht te rapporteren bevindingen uit de auditfunctie. Deze rapportageverplichtingen zijn voorts te onderscheiden van de verplichting op grond van artikel 11, eerste lid, om de toezichthouder onverwijld te informeren in geval van incidenten. Denkbaar is dat een tekortkoming eerst intern wordt gerapporteerd aan het bestuur op grond van artikel 7, vierde lid, en vervolgens – indien de tekortkoming kwalificeert als incident – door het bestuur wordt gemeld aan de toezichthouder op grond van artikel 11, eerste lid.

Toelichting voor de lezer die niet uit de trust komt:

“de toezichthouder” is de persoon van DNB die bij de ondernemer op bezoek komt om te controleren of de ondernemer het goed heeft gedaan. De toezichthouder is de controleur van de controleur.

Effectiviteit

De toelichting op het consultatievoorstel ronkt van de goede bedoelingen. Maar over de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen is in het consultatievoorstel niets te vinden. Er wordt geen melding gemaakt van wetenschappelijke onderzoeken die zijn gedaan naar de kwaliteit van financiële ondernemingen. Er blijkt ook niet uit of onderzoek is gedaan naar de vraag of procedurehandboeken en cliëntacceptatiesystemen wel enig positief effect sorteren op die kwaliteit. Dus of al het gedoe rondom die procedurehandboeken (waarin voor 90% de wet en de uitvoeringsregeling wordt overgeschreven) wel enige zin heeft, weet niemand. En of het maken van al die cliëntacceptatierapportjes en afvinken van uitgevoerde handelingen wel iets oplevert, is ook niet bekend.

Gouden toekomst

Deze aanpak bij trustkantoren, die vast als model zal dienen voor veel andere sectoren, zal zorgen voor veel juridische werkgelegenheid. Niet alleen bij de betrokken ondernemingen zelf en bij de dienstverleners die actief zijn voor deze ondernemingen.

Universiteiten kunnen hun opleidingsprogramma uitbreiden met een speciale opleiding tot academisch gevormd juridisch auditor. Inmiddels is er alle aanleiding om een speciale richting “compliance” te introduceren bij de juridische faculteiten. Misschien is het nog beter om de juridische faculteiten om te dopen in “financieel-juridische” faculteiten, zodat de accountancy-opleiding kan worden geïntegreerd in de nieuwe financieel-juridische opleidingen.

Binnen het moderne financiële toezicht is de werkgelegenheid gegarandeerd, al is natuurlijk de vraag of er nog voldoende klanten blijven om de kosten van de diensten te betalen.

[*]  Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren

Aanvulling 14 mei 2014
Dit bericht heb ik ook in de LinkedIn groep ‘Trustbase’ geplaatst. Er kan ook via die LinkedIn groep gediscussieerd worden.

 

3 september 2013

Nieuwe plannen inzake het toezicht op trustkantoren

door Ellen Timmer

Iedereen zal inmiddels kennis hebben genomen van de brief van 30 augustus jl. met de kabinetsreactie op de rapporten inzake belastingheffing bij internationale ondernemingen. In de brief worden ook voor trustkantoren relevante voornemens vermeld, nl. op pagina 9:

Het kabinet is zich van dit risico bewust en heeft zich onder andere voorgenomen om in overleg met DNB de Regeling Integere Bedrijfsvoering Wet Toezicht Trustkantoren aan te scherpen [noot 12].

[noot 12] Deze aanscherping vloeit ook voort uit de IMF-evaluatie inzake de implementatie van de internationale standaarden tegen witwassen en terrorisme financiering (FATF) uit 2011.

Meer informatie:

16 april 2013

Uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven over complianceverplichtingen op grond van de Wet toezicht trustkantoren

door Ellen Timmer

Op 28 maart jl. heeft College van Beroep voor het bedrijfsleven een belangrijke uitspraak gedaan over complianceverplichtingen op grond van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt). Naar alle waarschijnlijkheid heeft deze uitspraak een bredere betekenis voor het financiële toezichtrecht. Onderwerpen die onder meer aan de orde komen:

  • “domicilieverlening” in de zin van de Wtt
  • de grondslag voor de ‘documentatieverplichtingen’ voor trustkantoren
  • bestuursrechtelijke resultaatsverplichtingen
  • de bewijslast
  • de wijze waarop de last is omschreven in de last onder dwangsom
  • de cautie

Belangrijke overwegingen over de ‘resultaatsverplichtingen’ in het bestuursrecht:

5.3.6  Ten aanzien van de achtste, elfde en twaalfde grief van [appellant] overweegt het College dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat op trustkantoren op grond van de artikelen 12, 13, 14 en 18 van de Rib een aantal duidelijke (resultaats)verplichtingen rust. De in deze artikelen neergelegde verplichtingen zijn concreet ten aanzien van het verzamelen, controleren en administreren van specifiek omschreven informatie. Het College vermag niet in te zien dat het hier niet (ook) om resultaatsverplichtingen zou gaan, nu specifiek is bepaald over welke kennis het trustkantoor dient te beschikken en welke gegevens opgevraagd en in de cliëntadministratie vastgelegd moeten worden. Dat een trustkantoor, zoals [appellant] betoogt, wellicht “geen absolute zekerheid” kan verkrijgen omtrent een deel van de onderwerpen waarvan documentatie is vereist, doet daar niet aan af. Daargelaten wat onder “absolute zekerheid” moet worden verstaan, merkt het College op dat “absolute zekerheid” niet de maatstaf is aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een trustkantoor aan de uit de Wtt en Rib voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.
De stelling van [appellant] dat ten aanzien van de verplichtingen op grond van het eerste lid van artikel 10 Wtt en de Rib voor haar niet (voldoende) kenbaar is geweest op welke wijze zij daaraan moest voldoen, kan niet worden gevolgd. In aansluiting op hetgeen hiervoor is overwogen, is het College van oordeel dat de in de Rib neergelegde normen voldoende concreet duidelijk maken, welke handelingen van een trustkantoor worden verlangd.
Het College ziet voorts in de gedingstukken geen aanleiding voor het oordeel dat de eisen die DNB aan de inrichting van het cliëntacceptatiedossier en het vergaren van de gevraagde informatie heeft gesteld, voor [appellant] niet voldoende duidelijk waren of dat deze eisen, zoals [appellant] heeft gesteld, zouden hebben gewisseld. Uit de stukken blijkt dat DNB in haar brieven naar aanleiding van de gehouden bezoeken steeds uiteen heeft gezet waarom en op welke punten de dossiers van [appellant] te kort schoten.

Op een later tijdstip hoop ik aandacht te kunnen besteden aan de betekenis van deze uitspraak voor de financiële toezichtpraktijk.

Tags: , , ,
1 augustus 2012

Engelse vertaling Rib

door Compliance Platform Trustkantoren

Uit een bericht in de Confiad groep op LinkedIn blijkt dat Confiad aan belangstellende trustkantoren een Engelse vertaling van de Rib verkoopt, waarop tot 10 augustus 2012 kan worden ingetekend. Meer informatie op de website van Confiad.

Tags:
11 juli 2012

Wijziging Regeling integere bedrijfsvoering Wtt

door Ellen Timmer

Op 3 juli 2012 heeft DNB de wijziging in de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt (Rib) bekend gemaakt. De tekst van het wijzigingsbesluit is hier (pdf) te vinden. Interessant is dat DNB in de toelichting ook ingaat op de vraag wat er onder ‘bemiddelen’ in de zin van de Wtt moet worden verstaan.

Het bijbehorende nieuwsbericht van DNB luidt:

Wijziging Regeling integere bedrijfsvoering Wtt

Nieuwsbericht
Datum 3 juli 2012

Naar aanleiding van wijzigingen in de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) wijzigt DNB de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt. De wijzigingen zullen worden gepubliceerd in de Staatscourant. Deze Regeling treedt in werking op de dag na het verschijnen van de Staatscourant waarin zij  gepubliceerd wordt en werkt terug tot en met 1 juli 2012.

Op 1 juli 2012 is de Wtt gewijzigd. Twee nieuwe activiteiten zijn als trustdienst onder de reikwijdte van de wet gebracht: het bemiddelen bij de verkoop van rechtspersonen én het ten behoeve van de cliënt gebruik maken van een zogenaamde doorstroomvennootschap. Deze uitbreiding maakt een aanvulling van de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt noodzakelijk, om te verduidelijken hoe trustkantoren het cliëntenonderzoek moeten vormgeven bij het uitvoeren van deze twee nieuwe trustdiensten. Het ministerie van Financiën heeft een wijziging doorgevoerd in de Vrijstellingsregeling Wtt.

De wijzigingen worden gepubliceerd op Open Boek Toezicht en in het Staatsblad. Daarnaast publiceert DNB het feedbackdocument, met de analyse van de consultatiereacties nav de wijzigingen van de Regeling, op Open Boek Toezicht.

Tags:
11 juli 2012

Bericht DNB over de wijzigingen in Wtt en Rib

door Ellen Timmer

Onderstaand het bericht van DNB over de wijzigingen in Wtt en Rib, zoals te vinden op de DNB-site.

Wijziging Wtt en Rib

Nieuwsbericht
Datum: 11 juli 2012

Per 1 juli 2012 is de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) gewijzigd. Dit brengt een aantal belangrijke veranderingen met zich mee voor trustkantoren.

De wijzigingen zijn drieledig:

1. Wijziging van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’.
2. Wijziging van de reikwijdte van de Wtt.
3. Wijziging van handhavingsbevoegdheden van DNB.

1. Uiteindelijk belanghebbende
De grens voor de kwalificatie als uiteindelijk belanghebbende (UBO) is in de wet verhoogd van 10 naar 25 procent. Dit betekent dat een natuurlijk persoon pas als uiteindelijk belanghebbende wordt aangemerkt als hij ten minste 25% kapitaalbelang heeft, 25% van de stemrechten houdt, begunstigde is van ten minste 25% van het vermogen of een bijzondere zeggenschap heeft over 25% of meer van het vermogen in een doelvennootschap. Deze wetswijziging is vooral van belang voor de cliëntidentificatie-procedures van trustkantoren.

2. Reikwijdte Wtt
Op 1 juli 2012 is de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) zodanig gewijzigd dat twee nieuwe activiteiten als trustdienst onder de reikwijdte van de wet zijn gebracht:
1. Het bemiddelen bij de verkoop van rechtspersonen.
2. Het ten behoeve van de cliënt gebruik maken van een zogenoemde doorstroomvennootschap.

Bemiddelen
Naast de verkoop van rechtspersonen is met ingang van 1 juli 2012 het bemiddelen bij de verkoop van rechtspersonen ook aangemerkt als een dienst in de zin van de Wtt. Hiervoor is dus een trustvergunning vereist.

Van bemiddelen is sprake wanneer een trustkantoor kopers en verkopers van rechtspersonen met elkaar in contact brengt. Dit kan onder andere blijken uit het gegeven dat het trustkantoor een vergoeding krijgt voor het verlenen van deze diensten. Van het vergunning houdende trustkantoor wordt verwacht dat het op de hoogte is van de intenties van partijen betrokken bij de overdracht. Het trustkantoor moet aannemelijk maken dat de betrokken rechtspersonen niet gebruikt zullen worden voor het witwassen van criminele geldstromen of het financieren van terrorisme.

Doorstroomvennootschappen
Een doorstroomvennootschap is een vennootschap die tot dezelfde groep behoort als het trustkantoor en door de cliënt, bijvoorbeeld om fiscale redenen, wordt gebruikt om gelden te ontvangen en uit te keren. Het eigendom van de doorstroomvennootschap is hierbij niet van belang. Met de wetswijziging is het gebruik maken van een doorstroomvennootschap ook een trustdienst geworden.

Virtuele trustkantoren
Virtuele trustkantoren verrichten trustactiviteiten in Nederland, maar niet vanuit een Nederlandse vestiging. Meestal voor Nederlandse vermogende particulieren en ondernemingen die belasting willen ontwijken of anoniem rechtspersonen willen gebruiken. Virtuele trustkantoren vallen met de wetswijziging onder de verbodsbepaling, doordat de vestigingseis komt te vervallen.

De komende periode besteedt DNB extra aandacht aan partijen die zonder de vereiste vergunning bovengenoemde activiteiten verrichten. DNB neemt in het bijzonder (het bemiddelen bij) de verkoop van rechtspersonen onder de loep. DNB zal met een aantal gerichte handhavingsacties optreden tegen illegale marktpartijen. Hierbij werkt DNB nauw samen met de Belastingdienst, FIOD en het Openbaar Ministerie.

3. Handhavingsbevoegdheden
De wetswijziging breidt de bevoegdheden van DNB uit om een aanwijzing te geven. Met ingang van 1 juli 2012 kan DNB een aanwijzing opleggen aan illegale trustkantoren. Daarnaast kan DNB bij een trustkantoor een (stille) curator aanstellen.

Nieuwe Regeling integere bedrijfsvoering Wtt
De uitbreiding van de wet maakt een aanvulling van onderliggende regelgeving, de Regeling integere bedrijfsvoering Wtt (‘Regeling’), noodzakelijk. In de nieuwe Regeling, die per 1 juli van kracht is, is verduidelijkt hoe trustkantoren het cliëntenonderzoek moeten vormgeven bij het uitvoeren van de twee nieuwe trustdiensten ‘Doorstroomvennootschappen’ en ‘Bemiddelen’.

De wijziging van de Regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op Open Boek Toezicht. Hier kunt u ook het feedbackdocument terug vinden, waarin de analyse van de consultatieronde is opgenomen. Op 1 januari 2013 wordt de Regeling omgezet in een ministeriële regeling. DNB en het Ministerie van Financiën werken gezamenlijk aan deze overgang.

%d bloggers liken dit: