Posts tagged ‘beleidsbepalers’

22 juli 2020

De bekwaamheid van de ubo van het trustkantoor, de crypto-aanbieder en de wisselinstelling | Wwft

door Ellen Timmer

Op 15 juli jl. werden de antwoorden van de de Minister van Financiën gepubliceerd inzake het nieuwste Wwft-wijzigingsvoorstel, dat voor trustkantoren relevant is omdat voorgesteld wordt de ubo’s van trustkantoren te toetsen.

Paragraaf 1 van de nota naar aanleiding van het verslag geeft een mooi beeld van de juridische puinhoop die het financiële ministerie van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) heeft gemaakt, waarbij men zich achter Europa probeert te verschuilen.

In paragraaf 3 van de nota wordt op de administratieve lasten, nalevingskosten en toezichtlasten ingegaan, die zoals bij alle witwasbestrijdingsregelgeving aanzienlijk en niet-proportioneel zullen zijn.

De bekwaamheid van de ubo
Het hoogtepunt is in paragraaf 2 van de nota te vinden.

In die paragraaf wordt het fascinerende thema van de de toetsing van de uiteindelijk belanghebbenden (ubo’s) van trustkantoren, crypto-aanbieders en wisselinstellingen besproken. Interessant is dat niet alleen wordt getoetst op betrouwbaarheid, maar ook op ‘bekwaamheid‘, wat vreemd is voor iemand die geen beleidsbepaler of statutair bestuurder is. In de tekst over die bekwaamheid worden er omstandigheden bij gehaald die irrelevant zijn voor het zijn van ubo:

De beoordeling of een uiteindelijk belanghebbende voldoende bekwaam is, vindt grotendeels plaats aan de hand van de eerdere ervaringen die de uiteindelijk belanghebbende heeft met het zijn van uiteindelijk belanghebbende van andere entiteiten, het investeringsverleden van de uiteindelijk belanghebbende, zijn of haar curriculum vitae, en zijn of haar ervaring met trustkantoren, wisselinstellingen of aanbieders. Ook eventuele berichtgeving in de media over de uiteindelijk belanghebbende wordt meegenomen in de beoordeling.

Bij de beoordeling van de bekwaamheid wordt voorts rekening gehouden met de invloed die de uiteindelijk belanghebbende kan uitoefenen op het trustkantoor, wisselinstelling of aanbieder. Dit betekent dat de eisen voor een uiteindelijk belanghebbende met een kleine mate van invloed op de instelling lager kunnen zijn dan voor een uiteindelijk belanghebbende met meer invloed. Ook wordt door de toezichthouder naar de aard van de (beoogde) activiteiten van het trustkantoor, wisselinstelling of aanbieder gekeken.

Bij de bekwaamheidstoets wordt dus gekeken naar een samenstel van verschillende aspecten die beoordeeld worden. Indien hieruit een positief beeld ontstaat en de toezichthouder heeft vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de uiteindelijk belanghebbende buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en gedragingen, dan wordt betrokkene geacht een goede reputatie te bezitten.

 

Dit is klinkklare nonsens.

Ervaring met het type onderneming is alleen relevant voor (mede)beleidsbepalers, zoals bestuurders. In deze tekst wordt  een gewone geschiktheidstoetsing naar binnen gehaald, ondanks de tekst voorafgaand over (mede)beleidsbepalers.

Het is simpel: als de ubo beleidsbepaler is, dan wordt op hem/haar de beleidsbepalerstoetsing toegepast. Als de ubo geen beleidsbepaler is, is alleen relevant of hij betrouwbaar is (geen negatieve antecedenten heeft) en of hij geen persoonlijke eigenschappen heeft die een negatieve rol hebben bij het uitoefenen van de bevoegdheden als ubo (oftewel het optreden in een aandeelhoudersvergadering).

Voorbeeld: stel dat alle aandelen van het trustkantoor worden gehouden door een stichting administratiekantoor, bestuurd door vader X, die ook statutair bestuurder is van het trustkantoor en in die hoedanigheid getoetst door DNB. De stichting administratiekantoor heeft certificaten van aandelen uitgegeven aan de tien-jarige zoon van X. Als certificaathouder heeft hij geen enkele bevoegdheid maar hij is wel de ubo van het trustkantoor. De jongeman heeft nog geen antecedenten. Als ubo-certificaathouder lijkt hij mij zeer bekwaam om ubo te zijn.

Tot slot

Het is indrukwekkend, maar dat zijn we niet anders gewend als het om witwasbestrijding gaat.

19 april 2020

Toetsing van de ubo’s van trustkantoren | wetsvoorstel tot wijziging van Wtt 2018

door Ellen Timmer

Op 17 april 2020 is een nieuwe wet tot implementatie van de Europese antiwitwasrichtlijn bij de Tweede Kamer ingediend, die onder meer  betrekking heeft op de Wet toezicht trustkantoren 2018.

Volgens het voorstel zal in de Wet toezicht trustkantoren 2018 worden opgenomen dat de uiteindelijk belanghebbende (ubo) van trustkantoren een personentoetsing zal ondergaan. Of dit praktische betekenis heeft, is de vraag, nu ik verwacht dat bij de kleinere trustkantoren de ubo ook beleidsbepaler zal zijn. Bij grotere trustkantoren is denkbaar dat er geen ‘echte’ ubo is, zodat de statutair bestuurders pseudo-ubo zijn. Zij worden als beleidsbepaler al getoetst.

Een iets uitgebreidere bespreking van het wetsvoorstel is op mijn algemene blog te vinden.

 

Meer informatie:

17 april 2020

Nieuwsbrief DNB

door Ellen Timmer

DNB heeft vandaag een nieuwsbrief voor trustkantoren uitgebracht. De onderwerpen zijn:

  1. Beleidsregel maatschappelijke betamelijkheid voor trustkantoren > beleidsregel; feedback statement consultatiereacties.
  2. Uw organisatiegegevens in het Digitaal Loket Toezicht.
  3. Verder uitstel indientermijn ISI vragenlijst 2020.
  4. Wijzigingen beleidsregel geschiktheid.

 

Beleidsregel maatschappelijke betamelijkheid voor trustkantoren
DNB laat weten dat op basis van de evaluatie van de Beleidsregel maatschappelijke betamelijkheid voor trustkantoren wordt bepaald of ook voor instellingen die onder de Wet op het financieel toezicht vallen een beleidsregel maatschappelijke betamelijkheid opgesteld wordt.

Beleidsregel geschiktheid 2012
Deze beleidsregel geldt zowel voor trustkantoren als voor financiële instellingen. DNB deelt mee dat de Beleidsregel geschiktheid 2012 is gewijzigd naar aanleiding van wijzigingen in Europese en nationale wet- en regelgeving (zal niet trustkantoren betreffen) en de inwerkingtreding van Europese richtsnoeren. De gewijzigde beleidsregel is per 15 januari 2020 in werking getreden. Via het bericht van DNB zijn de nieuwe beleidsregel, het wijzigingsbesluit en de feedback statement consultatiereacties te vinden.
Het eerdere bericht over de wijziging van deze beleidsregel stond in de nieuwsbrief voor trustkantoren van juli 2019. Daarin wordt gemeld dat er geen specifieke wijzigingen zijn voor trustkantoren, anders dan verwijzing naar de nieuwe wet. Een aantal algemene punten zijn volgens het bericht wel van belang, nl.

  • Onafhankelijkheid van geest en voldoende tijd.
  • Diversiteit in het collectief.
  • Verduidelijking van de kring van beleidsbepalers
11 juli 2019

Nieuwsbrief DNB voor trustkantoren uitgebracht

door Ellen Timmer

DNB heeft een nieuwsbrief voor trustkantoren uitgebracht, waarin de consultatie inzake de beleidsregel Maatschappelijke Betamelijkheid en de consultatie inzake de beleidsregel geschiktheid worden gemeld. Verder wordt de sector herinnerd aan het vereiste van twee dagelijks beleidsbepalers en meldt de Bank dat de risico’s ten aanzien van financiële stabiliteit toenemen.

14 maart 2019

DNB houdt consultatie fiscale integriteitsrisico’s trustkantoren en ander nieuws voor trustkantoren

door Ellen Timmer

Op 28 februari jl. bracht DNB een nieuwsbrief voor trustkantoren uit.

Berichten:

1 november 2018

Nieuwsbrief DNB voor trustkantoren

door Ellen Timmer

Op 31 oktober 2018 heeft DNB een nieuwsbrief voor trustkantoren uitgebracht.

Thema’s:

1 augustus 2018

Consultatiereacties ontwerp Besluit toezicht trustkantoren 2018

door Ellen Timmer

Eerde meldde ik de start van de consultatie inzake het ontwerp Besluit toezicht trustkantoren 2018 en het opmerkelijke voorstel om door middel van een algemene maatregel van bestuur alle gevolmachtigden tot trustkantoor te bestempelen.

Inmiddels is de consultatie gesloten. Er zijn vier openbare reacties, een reactie van A. Zoutendijk, een reactie van trustkantoren brancheorganisatie Holland Questor (HQ) en tot slot een reactie van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en één korte van mij op het volmacht-voorstel.

Volmacht
NOB en HQ besteden aandacht aan het idee om volmacht als trustdienst te bestempelen, waarbij HQ een voorstander er van is om de algemene volmacht onder de Wet toezicht trustkantoren te brengen.

Dat is wat mij betreft eveneens een zeer slecht idee en hoort sowieso niet in een algemene maatregel van bestuur thuis. Voorts hoort op gedetailleerde wijze te worden onderbouwd waarom een privaatrechtelijk concept met brede werking in het contractenrecht op een dergelijke manier het financiële recht ingetrokken moet worden. Mij lijkt dat hier op zijn minst een goede analyse door privaatrechtelijke deskundigen aan vooraf hoort te gaan.

Nominee shareholder
De reactie van HQ bevat een opmerkelijk onderdeel. HQ meent dat bij Nederlandse kapitaalvennootschappen de ‘nominee shareholder‘ (een Angelsaksisch fenomeen) zou voorkomen en dat gewenst is deze dienst als trustdienst aan te wijzen. Zelf ben ik in mijn Nederlandse praktijk nog geen nominee shareholder tegen gekomen (maar uiteraard zie ik niet alles). De Wtt kent wel de ‘doorstroomvennootschap’, maar dat bedoelt HQ waarschijnlijk niet. De roep van HQ om het leveren van een nominee shareholder als trustdienst te bestempelen begrijp ik niet.

Beleidsbepaler en bestuurder
Al eerder signaleerde ik dat in het financiële recht slordig wordt omgegaan met het begrip ‘beleidsbepaler’ en dat de verhouding tussen beleidsbepaler en statutair bestuurder niet correct wordt uitgewerkt. HQ schrijft in haar reactie ook over dat onderwerp:

E. Functiescheiding – Twee beleidsbepalers/ twee bestuurders?
In artikel 11 van de Wtt18 wordt de eis geformuleerd dat tenminste twee natuurlijke personen het dagelijks beleid bepalen van een trustkantoor. In artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b, Wtt18, wordt een onderscheid gemaakt tussen bestuurders en commissarissen enerzijds en beleidsbepalers en mede-beleidsbepalers anderzijds. Artikel 19, vierde lid, van het ontwerpbesluit, spreekt echter van twee verschillende bestuurders. Hierdoor lijkt via een achterdeur alsnog te worden geëist dat de twee beleidsbepalers ook bestuurder zijn. Is dit beoogd? HQ stelt voor om in artikel 19, vierde lid, van het ontwerpbesluit, het woord “bestuurders” te vervangen door “beleidsbepalers”. Of heeft de wetgever hier bewust de woorden “bestuurders” genoemd, bijvoorbeeld om te voorkomen dat het bestuur van een trustkantoor de verantwoordelijkheid over de compliancefunctie en de auditfunctie toebedeelt tot het (takenpakket van) één bestuurder (op grond van art. 2:9 BW)? Het zou de wetgever sieren helderheid te verschaffen over haar bedoeling achter het huidige artikel 19 lid 4 Btt 2018. HQ denkt graag mee indien gewenst.

Dit artikel staat ook op mijn algemene weblog.

24 maart 2018

De ongedefinieerde beleidsbepaler in het financiële recht | Wtt 2018

door Ellen Timmer

De Nederlandse financiële wetgever heeft een hekel aan het definiëren van het begrip ‘beleidsbepaler‘, daar schreef ik in 2012 al over.

Dat is nog steeds zo, want in het onlangs ingediende wetsvoorstel Wet toezicht trustkantoren 2018 (hierna: Wtt 2018) is nog steeds geen definitie opgenomen. Nog erger: aandacht voor het rechtspersonenrecht ontbreekt grotendeels. Hier en daar komt het begrip ‘bestuurder’ voor, zoals in de definitie van trustdiensten (artikel 1) en in het artikel over de gegevens inzake het trustkantoor (artikel 8). Grappig is dat bestuurders en commissarissen in artikel 8 als aparte categorie worden genoemd, naast de (mede)beleidsbepalers, bijvoorbeeld in lid 1 en onderdelen a. en b. van dat lid:

1. Een trustkantoor meldt schriftelijk aan de Nederlandsche Bank een voornemen tot wijziging van:
a. de identiteit van de bestuurders en commissarissen van het trustkantoor;
b. de identiteit van degenen die het beleid van het trustkantoor bepalen of mede bepalen;

Welke relatie er tussen de onder a. en b. genoemde categorieën bestaat, wordt noch in het wetsvoorstel, noch in de memorie van toelichting uitgewerkt.

Nog aparter wordt het als we artikel 11 van het voorstel lezen:

Artikel 11. Twee dagelijks beleidsbepalers
1. Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijks beleid van een trustkantoor met zetel in Nederland.
2. De personen die het dagelijks beleid van een trustkantoor met zetel in Nederland bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.
3. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van dit artikel, voor zover de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de belangen die dit artikel beoogt te beschermen voldoende worden gewaarborgd.

Dit leidt er toe dat de dagelijks beleidsbepalers geen statutair bestuurder van het trustkantoor (dat een rechtspersoon behoort te zijn op grond van het wetsvoorstel) behoeven te zijn. Dat kan op zijn minst apart worden genoemd.

Meer aandacht voor het rechtspersonenrecht zou goed zijn voor de kwaliteit van financiële regelgeving.

Meer informatie:

Dit artikel verscheen ook op mijn algemene weblog.

20 mei 2015

Antecedentenregister DNB

door Ellen Timmer

Al lange tijd beheert DNB een register, waarin gegevens over beleidsbepalers van financiële ondernemingen worden opgeslagen. Sinds kort heeft dit antecedentenregister een eigen naam. DNB noemt het de ‘bestuurdersmonitor’. Op deze pagina beschrijft DNB wat het register inhoudt, wie er toegang toe hebben en dat geregistreerde personen om inzage kunnen vragen. Onderstaand het op de site van DNB gepubliceerde bericht:

Bestuurdersmonitor in werking

Datum:19 mei 2015
Status: factsheet
Referentie: 01536.13

Om de betrouwbaarheidstoets en geschiktheidstoets zo goed en efficiënt mogelijk uit te voeren, heeft DNB een nieuw register aangelegd: de bestuurdersmonitor.

Wat is de bestuurdersmonitor?
De bestuurdersmonitor is een niet-openbaar register van DNB waarin de antecedenten van de door DNB getoetste personen worden bijgehouden. Antecedenten worden in de monitor geregistreerd op persoonsniveau. Het gaat hierbij om bekende en nieuwe antecedenten van bestuurders, commissarissen en functionarissen van het tweede echelon die zijn getoetst vanaf 2 februari 2015.

Heeft de bestuurdersmonitor invloed op de toetsing?
De wijze waarop DNB toetst, verandert niet door de ingebruikname van de bestuurdersmonitor. Registratie in de bestuurdersmonitor heeft op zichzelf geen rechtsgevolg voor de betreffende persoon of de financiële onderneming.

Welke antecedenten worden geregistreerd?
In de bestuurdersmonitor worden de volgende antecedenten opgenomen:

  • Toezichtantecedenten: bijvoorbeeld maatregelen die DNB heeft opgelegd
  • Strafrechtelijkeantecedenten: bijvoorbeeld een veroordeling voor een strafbaar feit
  • Financiëleantecedenten: bijvoorbeeld betrokkenheid bij een faillissement
  • Fiscaalbestuursrechtelijke antecedenten: bijvoorbeeld een vergrijpboete van de Belastingdienst

Meer informatie over antecedenten vindt u hier.

Wanneer gebruikt DNB de bestuurdersmonitor?
Bij iedere toetsing door DNB wordt de monitor geraadpleegd, omdat het een overzicht geeft van de antecedenten die iemand heeft. Deze antecedenten worden bij de toetsing meegewogen. De zwaarte en de toerekenbaarheid zijn bepalend voor de weging van een antecedent. Meer informatie over antecedenten vindt u hier.

Hoe is de privacy van de gegevens geregeld in de bestuurdersmonitor?
In de bestuurdersmonitor wordt uiterst zorgvuldig omgegaan met persoonlijke gegevens. Op het opnemen van gegevens in de monitor zijn de rechten en plichten van de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Slechts een beperkte groep van instellingen en personen heeft toegang tot de informatie in de monitor. Binnen DNB heeft alleen het Expertisecentrum toetsingen toegang tot het register. Daarnaast bestaat de bevoegdheid tot het delen van de informatie in de monitor met instellingen zoals AFM, ECB, een buitenlandse financiële toezichthouder of een strafrechtelijke autoriteit.

De persoon van wie de gegevens in de bestuurdersmonitor zijn opgenomen kan bij DNB een schriftelijk verzoek indienen om inzage. Meer informatie daarover vindt u hier.

26 januari 2015

Nieuwsbericht DNB over toetsing van functionarissen

door Ellen Timmer

Vandaag maakte DNB in een nieuwsbericht bekend dat de geschiktheidstoets voor functionarissen goed zou werken en zou bijdragen aan de kwaliteit van bestuur en toezicht bij de ondernemingen die onder toezicht van DNB staan. Uit het bericht blijkt dat DNB in de jaren 2011 tot en met 2014 respectievelijk 167, 143, 111 en 118 kandidaat functionarissen bij trustkantoren heeft getoetst. In 2014 zijn 42 kandidaten afgekeurd, dat is 35,59%.

DNB gebruikt voor het afkeuren van personen het begrip ‘aftoetsen’, een werkwoord dat in het Nederlands woordenboek van Van Dale nog niet voorkomt.

Hierna volgt het bericht:

Nieuwe Beleidsregel toetsingen draagt bij aan kwaliteit bestuur financiële sector
Datum: 26 januari 2015

De nieuwe Beleidsregel voor de geschiktheidstoets van bestuurders in de financiële sector heeft geleid tot een intensievere toetsingspraktijk. De vernieuwde aanpak blijkt goed te werken en bij te dragen aan de kwaliteit van bestuur en intern toezicht bij financiële instellingen.

Regelgeving bestuurderstoetsingen aangescherpt
Één van de lessen uit de financiële crisis is het belang van goede bestuurders in de financiële sector. Daarom worden deze bestuurders vanaf januari 2011, naast de al langer bestaande toets op betrouwbaarheid, aan de hand van de nieuwe Beleidsregel geschiktheid intensiever getoetst op geschiktheid. Vanaf juli 2012 geldt dit ook voor commissarissen: de wetgever heeft bepaald dat ook interne toezichthouders geschikt moeten zijn voor hun taak.Bestuurders en commissarissen die eenmaal getoetst zijn, worden bij een herbenoeming niet opnieuw door DNB getoetst.

Percentage ‘aftoetsingen’ daalt
Deze nieuwe eis heeft – samen met de wet versterking pensioenfondsbestuur – geleid tot een eenmalige toename in het aantal toetsingen: daarbij heeft de uitgebreidere toets geresulteerd in een groot aantal aftoetsingen. Na een piek in het aantal kandidaten dat de toets niet haalde in het jaar 2013 van 14%, zijn er in 2014 met 13% aftoetsingen iets meer kandidaten die wel door de toetsing heen komen. Hoewel deze daling klein is en vooralsnog betrekking heeft op slechts één kalenderjaar, ondersteunen de cijfers per sector de indruk dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen kandidaten van hogere kwaliteit voordragen dan eerder. De nieuwe Beleidsregel lijkt bij te dragen aan de stabiliteit en integriteit van financiële instellingen.

Hoe professioneler de instelling, hoe geschikter de kandidaat
Vanaf 2011 zijn 5469 personen getoetst (zie overzicht) waarvan 614 personen niet geschikt waren of wier betrouwbaarheid niet buiten twijfel stond. Dat betekent dat sectorbreed 87% van de voorgedragen kandidaten door de toets komt. Er zijn wel verschillen per sector. Zo werden er bij kredietinstellingen (banken) verhoudingsgewijs minder personen niet geschikt bevonden (11%) dan bij de trustkantoren (36%) en de betaalinstellingen (38%). Maar ook binnen een sector kunnen er verschillen zijn per type of grootte van de instelling. De ervaring leert dat hoe groter een instelling is, of hoe meer ervaring een instelling heeft met het voordragen voor de toetsingsprocedure bij DNB, des te professioneler het werving- en selectieproces vaak is ingericht en des te meer geschikte kandidaten dan worden voorgedragen.

Soms ontbreekt relevante kennis
De toetsingen vinden plaats binnen een zorgvuldig ingericht proces, waarin ook de AFM betrokken kan zijn. DNB kan besluiten om het beeld van de kandidaat dat uit het aangeleverde dossier naar voren komt, te toetsen in een toetsingsgesprek.
In complexe gevallen, zoals een besluit om een bestuurder af te toetsen, bestaan meerdere ‘checks and balances’ op verschillende niveaus. Afhankelijk van de mate van complexiteit, kunnen een of meer vervolggesprekken onderdeel uitmaken van het toetsingsproces. Zodra het tot een aftoetsing komt, kunnen hiertegen de gebruikelijke rechtsmiddelen worden ingezet.
Een reden van aftoetsing is dat kandidaten soms onvoldoende zijn voorbereid op de functie en de instelling waar zij gaan werken. Zij weten niet precies welke functie zij gaan bekleden binnen het bestuur of wat in deraad van commissarissen (RvC) hun aandachtsgebied wordt (bijvoorbeeld ICT of Compliance). Soms verkeren kandidaten in de veronderstelling dat zij van de andere aandachtsgebieden weinig hoeven af te weten. Hij of zij gaat er daarmee aan voorbij dat een bestuurslid wel in staat moet zijn over die onderwerpen mee te beslissen, omdat hij verantwoordelijk is voor het geheel.
Zittende commissarissen die voor het eerst op geschiktheid worden getoetst, blijken inhoudelijk soms niet op de hoogte te zijn van de kern van de problematiek die bij de instelling speelt. Sommige kandidaten hebben onvoldoende kennis van de regelgeving die geldt voor de onderneming. Iemand is dan bijvoorbeeld onbekend met de inhoud van concepten als “Solvency II” of “SREP” die van groot belang zijn in het toezichtkader voor financiële instellingen. Dit betekent overigens niet dat een kandidaat niet van buiten de sector mag komen, maar mocht dit zo zijn, dan dient deze wel over basale kennis van de sector en de business van de betreffende instelling te beschikken.

Competenties wegen mee
De geschiktheid blijkt ook uit competenties. Geschikte kandidaten beschikken bijvoorbeeld over de juiste kennis, vaardigheden en gedrag. Welke competenties van belang zijn, is mede afhankelijk van de functie die de kandidaat gaat bekleden en van het soort, de omvang en de complexiteit en het risicoprofiel van de instelling. Een gebrek aan competenties als verantwoordelijkheid, oordeelsvorming of onafhankelijkheid, kan dan een reden zijn om tot een negatief oordeel te komen. Bijvoorbeeld als tijdens het toetsingsgesprek blijkt dat de kandidaat geen inzicht heeft in de interne en externe belangen, deze niet zorgvuldig afweegt of niet kan aantonen dat hij of zij kan reflecteren op het eigen handelen. Of als blijkt dat iemand de essentiële elementen en vraagstukken onvoldoende heeft onderzocht en begrijpt, en zijn of haar inbreng daardoor niet is gefundeerd.
Wanneer er problemen spelen die de continuïteit van de onderneming in gevaar kunnen brengen, dient hij of zij over de eigen portefeuille heen te kunnen kijken en vanuit een breder perspectief een visie te kunnen geven.

Geschiktheid binnen het collectief
Bij het oordeel van DNB over de geschiktheid van de kandidaat speelt de samenstelling en de kwaliteit van het collectief een belangrijke rol. De geschiktheidsmatrix die een instelling moet inleveren bij elke toetsing, geeft een overzicht van de kennis en de ervaring binnen het bestuur of de RvC op de verschillende onderwerpen van de Beleidsregel geschiktheid 2012.Het is van belang dat een nieuw lid bestaande hiaten binnen de groep in kennis en of ervaring kan invullen. Ook diversiteit in leeftijd kan een rol spelen. Wanneer de gemiddelde leeftijd van een RvC erg hoog is, kan DNB vragen om op zoek te gaan naar een jongere kandidaat.

Overzicht aantal door DNB getoetste bestuurders en commissarissen per sector

2011 2012 2013 2014 waarvan niet

goedgekeurd

# %
Kredietinstellingen 252 185 166 224 25 11
Verzekeraars 335 256 337 404 68 17
Overige Wft 100 162 124 151 8 5
Pensioenfondsen 354 379 367 672 52 8
Betaalinstellingen 104 117 73 82 31 38
Trustkantoren 167 143 111 118 42 36
Bes en afwikkelondernemingen 86 8 9
Totaal 1.312 1.242 1.178 1.737 234 13
Waarvan:
Afgekeurd en ingetrokken 94 121 165 234
Percentage 7 10 14 13

 

Meer informatie