Op 22 november 2012 is een wetsvoorstel inzake strafbaarstelling financieren van terrorisme ingediend. Op 5 februari 2013 is het verslag vastgesteld. Het valt te verwachten dat het voorstel snel door Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, aangezien wetgeving op het gebied van witwassen, terrorismefinanciering en aanverwante terreinen veelal in een noodtempo door het parlement wordt gejaagd.
Dit soort strafwetgeving is niet alleen van belang voor strafrechtspecialisten. Degenen die zich moeten houden aan de Nederlandse toezichtwetgeving, zoals de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet op het financieel toezicht (Wft) krijgen ook met strafrechtelijke begrippen als “witwassen” en “terrorisme financieren” te maken.
Het begrip “financiering van terrorisme” in het voorgestelde artikel 421
In het wetsvoorstel werd voorgesteld een nieuwe titel XXXI. in het Wetboek van Strafrecht op te nemen:
TITEL XXXI. FINANCIEREN VAN TERRORISME
Artikel 421
1. Als schuldig aan het financieren van terrorisme wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen verzamelt, verwerft, voorhanden heeft of aan een ander verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf;
b. hij die zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen verzamelt, verwerft, voorhanden heeft of aan een ander verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een van de misdrijven omschreven in:
– de artikelen 117 tot en met 117b alsmede artikel 285, indien dat misdrijf is gericht tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen;
– de artikelen 79 en 80 van de Kernenergiewet, de artikelen 161quater, 173a en 284a alsmede de artikelen 140, 157, 225, 310 tot en met 312, 317, 318, 321, 322 en 326, indien het feit opzettelijk wederrechtelijk handelen betreft met betrekking tot kernmateriaal;
– de artikelen 162, 162a, 166, 168, 282a, 352, 385a tot en met 385d;
– de artikelen 92 tot en met 96, 108, 115, 121 tot en met 123, 140, 157, 161, 161bis, 161sexies, 164, 170, 172, 287, 288 en 289, indien het feiten betreft die worden gepleegd door middel van het opzettelijk wederrechtelijk tot ontlading of ontploffing brengen van een springstof of ander voorwerp, of het laten vrijkomen, verspreiden of inwerken van een voorwerp, waardoor levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of aanzienlijke materiële schade te duchten is.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Interessant is dat het begrip “financieren” van terrorisme een heel ruim gebied van activiteiten omvat, nl. het opzettelijk,
- zichzelf (!) of een ander middelen of inlichtingen verschaffen, of
- voorwerpen verzamelen, verwerven, voorhanden hebben of aan een ander verschaffen,
als die middelen/inlichtingen/voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienen om geldelijke steun te verlenen aan een terroristisch misdrijf. De grote vraag is natuurlijk wanneer sprake is van opzet, zeker als iemand inlichtingen verschaft. Ook rondom begrippen als “geldelijke steun verlenen” en dit “middellijk” doen, kunnen vele vraagtekens worden gezet.
Deze bepaling komt naast alle andere bepalingen in ons strafrecht die op terrorisme betrekking hebben en dat zijn er inmiddels een respectabel aantal.
Is de nieuwe strafbepaling wel nodig; relatie met FATF standpunt
In het verslag van 5 februari jl. worden een groot aantal vragen gesteld. De VVD merkt op:
In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat het tot stand is gekomen na kritiek van de Financial ActionTask Force (FATF) op de Nederlandse wijze van strafbaarstelling van het financieren van terrorisme, namelijk via de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen ex artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de strafbaarstelling van deelneming aan een terroristische organisatie ex artikel 140a jo. 140, vierde lid Sr. Deze leden vragen de regering of het inderdaad klopt dat internationale verdragen dwingen tot een autonome strafbaarstelling van de financiering van terroristische activiteiten. Wat is de status van de FATF en kan deze organisatie bindende verplichtingen opleggen? Wat zouden de gevolgen vanuit internationaal oogpunt zijn als er naar aanleiding van de kritiek van de FATF niet zou zijn gekozen voor het presenteren van een wetsvoorstel met een autonome strafbaarstelling van financiering van terroristische activiteiten? Wat zijn de Nederlandse overwegingen geweest een autonome strafbaarstelling voor te stellen? Is er binnen de FATF voldoende aandacht voor staten waarin het financieren van terroristische activiteiten in het geheel nog niet strafbaar is? Dringt de Nederlandse regering erop aan dat de FATF ook ten opzichte van die landen druk uitoefent te komen tot een effectieve aanpak van terrorisme?
Ook de PvdA stelt dergelijke vragen:
Deze wetswijziging wordt voorgesteld op advies van de FATF. De regering is van mening dat de huidige uitwerking van het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme (VN Verdrag) hetzelfde doel bereikt als het wetsvoorstel dat nu voorligt. Is er ruimte geweest in de beoordeling van het advies van de FATF niet te volgen omdat, in de geest van het verdrag, is voldaan aan de verdragsrechtelijke plicht? Kan worden aangegeven hoe die afweging tot stand is gekomen? Ook het College van procureurs-generaal concludeert in haar advies dat de huidige regelgeving reeds voldoet aan de voorwaarden gesteld in de Interpretive Note (verbindende uitleg) van de FATF. Waarom is tóch besloten tot het aanpassen van de huidige regeling? Kan de regering bij de beantwoording van deze vraag de dubbele strafbaarheid betrekken? Immers, een van de redenen die de FATF noemt voor de aanpassing van de huidige regelgeving zijn de problemen die zouden kunnen ontstaan bij het verlenen van wederzijdse internationale rechtshulp als gevolg van het ontbreken van de dubbele strafbaarheid. Deelt de regering de mening van de FATF dat bij een rechtshulpverzoek problemen kunnen ontstaan ten aanzien van de dubbele strafbaarheid? Is uit de rechtspraktijk gebleken dat dit probleem bestaat? Zo ja, kan de regering daar voorbeelden van geven? Als er nog geen voorbeelden uit de rechtspraktijk zijn, waarop baseert de regering en de FATF dan dat vermoeden?
De regering is van mening dat onder de huidige regelgeving terrorismefinanciering in beginsel ook met toepassing van artikel 46 Sr effectief kon worden bestreden. Is het onderhavige wetsvoorstel een beperking of een uitbreiding ten opzichte van de huidige regeling? Zo ja, wil de regering op die beperking of uitbreiding ingaan en daarin tevens aangeven wat die verandering tot gevolg heeft voor de rechtspraktijk?
De regering werkt door middel van dit wetsvoorstel nadere adviezen van de FATF uit om personen of instanties die meewerken aan het financieren van terroristische misdrijven of pogingen daartoe strafbaar te stellen. (…)
Kritische vragen komen ook van SP en D66:
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij constateren dat het wetsvoorstel beoogt het financieren van terrorisme uitdrukkelijk en expliciet strafbaar te stellen en dat hiertoe een nieuw artikel 421 Sr wordt geïntroduceerd. Naar huidig recht is het financieren van daden van terrorisme vervolgbaar als strafbare voorbereiding van een ernstig misdrijf ex artikel 46 Sr. Daarnaast is naar huidig recht het verlenen van geldelijke steun aan een terroristische organisatie strafbaar als deelneming aan die organisatie. Kan de regering toelichten tot welke problemen de huidige mogelijkheden leiden en waarom een nieuw artikel nodig c.q. wenselijk is? De regering stelt ervan overtuigd te zijn dat terrorismefinanciering in beginsel ook met toepassing van artikel 46 Sr effectief kan worden bestreden. Kan de regering inzicht bieden in de resultaten tot nu toe? Hoeveel personen en organisaties zijn de laatste jaren op grond van deze bepalingen aangepakt? Worden er momenteel personen niet vervolgd ten aanzien van wie dat wel wenselijk zou zijn? Welk probleem lost dit wetsvoorstel op? (…)
De leden van de D66- fractie begrijpen dat het voorliggende wetsvoorstel voortkomt uit de verplichtingen die Nederland heeft jegens de FATF en haar aanbeveling en voorkeur voor een autonome strafbaarstelling. Desondanks blijft de regering overtuigd dat terrorismefinanciering in beginsel ook met toepassing van artikel 46 Sr effectief kan worden bestreden. Kan de regering scherp toezien op de toegevoegde waarde van dit wetsvoorstel en is er in dat kader ruimte voor een mogelijke evaluatie? Als dit wetsvoorstel daadwerkelijk overbodig blijk te zijn, is intrekking dan mogelijk in overleg met de FATF?
Compliance
Er worden ook vragen gesteld die betrekking hebben op de positie van financiële instellingen, die met deze strafbaarstelling rekening moeten houden:
De leden van de PvdA-fractie vragen of dit in de praktijk niet tot problemen zal leiden. In hoeverre moet een financiële instelling alert zijn als een cliënt gebruik wil maken van haar diensten en deze cliënt ooit veroordeeld is voor een terroristisch misdrijf of deelname aan een terroristische organisatie? Wordt van de financiële instelling verwacht dit te melden bij de politie of het Openbaar Ministerie (OM)? Als de financiële instelling het niet meldt en toch sterk het vermoeden heeft dat er iets niet klopt, kan de financiële instelling dan vervolgd worden voor medeplichtigheid aan het financieren van terrorisme of een poging daartoe? Kan in deze casus sprake zijn van voorwaardelijk opzet? Kan de regering ingaan op deze casus?
Het vervolg
Het is interessant om te zien wat het vervolg van dit voorstel zal zijn.
—
Meer informatie: het dossier bij overheid.nl, site Eerste Kamer
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...