Trustkantoor scheert langs de rand van de afgrond

door Ellen Timmer

Trustkantoor TMF scheerde langs de rand van de afgrond in een zaak waarin op 30 maart jl. door de Hoge Raad uitspraak is gedaan. In deze zaak werd TMF niet verantwoordelijk geacht voor niet-naleving door een medebestuurder van de entiteit van de Nederlandse toezichtwetgeving. In paragraaf 3.5.2 overweegt de Hoge Raad dat onder omstandigheden het houden van onvoldoende toezicht op de uitoefening van een taak persoonlijke aansprakelijkheid met zich kan meebrengen, maar dat dit in de behandelde casus niet aan de orde is:

3.5.2 Op zichzelf is juist dat ook het houden van onvoldoende toezicht op de uitoefening van een taak door een medebestuurder onder omstandigheden persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder kan meebrengen. Het hof heeft dit evenwel niet miskend. Het heeft het daarop betrekking hebbende verwijt van [eisers] immers onderzocht en is tot het oordeel gekomen dat [eisers] geen feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit blijkt dat TMF Management heeft geweten of redelijkerwijs heeft behoren te weten (waarmee het hof kennelijk heeft bedoeld: wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen) dat [betrokkene 2] c.s. in strijd met de Nederlandse regelgeving hebben gehandeld (rov. 3.6.4). Het heeft daarbij in aanmerking genomen dat de vestiging van TMF Management op de British Virgin Islands en de omstandigheid dat de bedrijfsvoering van TMF Management bestond uit het verlenen van management- en administratieve services, belangrijke redenen zijn geweest om TMF Management ten behoeve van de op die eilanden gevestigde vennootschappen in te zetten, en dat ook niet is gebleken dat zij andere dan – kort gezegd – administratieve werkzaamheden heeft verricht. Het oordeel dat TMF Management onder die omstandigheden niet persoonlijk een ernstig verwijt ervan kan worden gemaakt dat zij niet actief erop heeft toegezien dat de vennootschappen de art. 3 en 7 (oud) Wte 1995 naleefden, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

 

Het maakt voor bestuursverantwoordelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid niet uit of de bestuurder een trustkantoor is. Uiteraard kan de taakverdeling tussen bestuurders worden meegewogen, maar complete onoplettendheid hoort gesanctioneerd te worden.

Ik blijf vinden dat de politiek en DNB te weinig aandacht geven aan de bestuursrol van trustkantoren respectievelijk de personen die door hen worden ingezet, zie daar over een eerder artikel.

One Comment to “Trustkantoor scheert langs de rand van de afgrond”

  1. Een lezer van dit blog attendeerde me op de omkoopzaak van Société Générale (SG) van vorig jaar. In die zaak ging een dochter van SG, SGA Société Générale Acceptance N.V., een schikking aan met de Amerikaanse justitie over omkoping in Libië. Die dochter was een NV naar het recht van Curaçao, één van de bestuurders was een TMF deelneming, die naast drie andere bestuurders de NV vertegenwoordigde bij het aangaan van de schikking. Uit de uitspraak blijkt niet dat TMF zelf betrokken was bij de omkoping. Dus eveneens een gevalletje scheren langs de afgrond.
    Meer info: [a] schikking https://www.justice.gov/opa/press-release/file/1068526/download; [b] korte bespreking van de zaak op https://www.millerchevalier.com/publication/fcpa-summer-review-2018.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: